Meerbegaafd en hoogbegaafdDini van den HeuvelHet is ongeveer 25 jaar geleden dat het ouders en psychologen steeds meer opviel dat ook slimme kinderen problemen kunnen krijgen tijdens hun ontwikkeling en in het onderwijs. In 1979 besloten enkele van deze betrokkenen de Dr.Binetstichting op te richten met als doelstelling:De bevordering van de opvang en begeleiding van hoogbegaafden, die wegens hun capaciteiten, in en met de samenleving moeilijkheden ondervinden. In mei 1984 vond in Nijmegen een eerste symposium over hoogbegaafdheid plaats. In 1987 werd na enkele pogingen de oudervereniging Pharos opgericht. Daarmee had Nederland, op initiatief van de psychologe van de Dr.Binetstichting en enkele ouders, de eerste vereniging voor ouders van hoogbegaafde kinderen. Deze vereniging heeft op 5 oktober 2002 het 15 jarig bestaan gevierd. Momenteel krijgt hoogbegaafdheid geregeld aandacht en wordt er vanuit verschillende invalshoeken naar oplossingen gezocht om hoogbegaafde kinderen beter te begeleiden. Het is ondertussen bekend dat de ontwikkeling van deze kinderen ook extra aandacht vraagt. Zij hebben behoefte aan andere lesmaterialen en methodes en aan een veilig klimaat binnen de groep. Dit alles vraagt ook een andere houding van leerkrachten en ouders. EigenheidVolgens literatuur heeft de term hoogbegaafd betrekking op 2% van de kinderen. Zij die op een intelligentietest boven een IQ van 130 scoren. Maar soms gebruikt men andere percentages. Het zou dan gaan om 10% van de kinderen en laatst zag ik in een krantenartikel zelfs 15 % staan. In eerste instantie vond ik dat merkwaardig. Maar pratend met mensen uit het onderwijs kwam ik er achter dat er eigenlijk ook voor meerbegaafde kinderen behoefte bestaat aan betere methodes en materialen. Dus is het ook van belang hieraan te werken. Wel waren deze personen het met me eens dat het onverstandig is om zomaar aan te nemen dat lesstof die goed is voor meerbegaafden met wat aanvulling ook aansluit bij de mogelijkheden van hoogbegaafden. Want voor deze laatste leerlingen is het niet voldoende om de lesstof gewoon wat aan te vullen. Uit onderzoek is immers al lang bekend dat zij niet alleen sneller leren maar zich ook op een andere* manier kennis eigen maken. Begeleiding van hoogbegaafde kinderen zal dus heel goed afgestemd moeten zijn op de mogelijkheden van die kinderen en daar mogen we niet aan voorbijgaan, ook al zijn er van deze uitzonderingen minder. Scholen die verrijking aanbieden voor hoogbegaafde leerlingen en daarvoor lesstof en materialen gebruiken die ontwikkeld zijn voor de mogelijkheden van de 10% tot 15% beste leerlingen van de groep moeten er dus niet van staan te kijken dat hoogbegaafden met deze verrijking niet aan hun trekken komen. En dat daardoor ook de communicatie tussen school en ouders danig verstoord kan raken.Gewoon omdat het begrip “verrijking” te algemeen gebruikt wordt. ConclusieDus moet de conclusie zijn dat begeleiders er zich niet te gemakkelijk vanaf mogen maken door benaderingen en programma's te ontwikkelen en degenen die hier niet in passen af te doen als toch wel vervelende hoogbegaafden of hoogbegaafden met een andere afwijking. Dan verliezen we toch echt uit het oog, dat we een kind dat aan het eind van de basisschool intellectueel 4 of 5 jaar voorloopt op haar of zijn leeftijdgenoten, in de kou (hebben) laten staan. Zo'n kind moet het toch maar zien te klaren om intellectueel gemotiveerd te blijven en zich ook nog sociaal en emotioneel tot een evenwichtige volwassene te ontwikkelen. Bij deze ontwikkeling kan een kind echt wel wat begrip, steun en begeleiding gebruiken van volwassenen die zich van de eigenheid van deze kinderen bewust zijn en bereid zijn in deze eigenheid tijd en energie te steken. Aandacht en zorg voor hoogbegaafde kinderen zal dus heel genuanceerd en soms individueel moeten zijn en er is niets op tegen om ook meerbegaafde kinderen hiervan mee te laten genieten. Als we bovenstaande maar een goede plaats geven in die begeleiding. Augustus 2002 Zie ook: Top-Down leren en Werkhouding en leerstrategie |