Een half jaar "Terecht
bezorgde ouders"
Dini van den Heuvel
Hoe begint de problematiek van ouders van
hoogbegaafde kinderen een plaats te krijgen in het beleid van scholen,
opleidingen, bij hulpverlening en overheid? Deze vraag hield me al
bezig toen ik nog aan de Pharos telefoon zat en daarom heb ik me begin
dit jaar aangesloten bij enkele "Terecht bezorgde ouders" van
hoogbegaafde kinderen.
Voorgeschiedenis
Onafhankelijk van elkaar hadden zij al vele jaren
op diverse scholen aandacht gevraagd voor de problemen die hun
hoogbegaafde kinderen hebben in het huidige onderwijs. Zij hebben hulp
gezocht bij Pharos, Hint, SLO, CPS, Plato, de Onderwijstelefoon,
klachtencommissie, Ministerie van Onderwijs, Inspectie voor het
Onderwijs, Leerplichtambtenaren en afdelingen Onderwijs van de gemeente.
Omdat ze er tijdens hun zoektochten om hulp steeds op stuitten dat de
problematiek van hoogbegaafden in het onderwijs zich wel op school
manifesteert, maar daar niet opgelost kan worden zonder goed voorwaarde
scheppend beleid besloten ze de politiek in Den Haag te benaderen.
Erkenning dat hoogbegaafde kinderen speciale aandacht nodig hebben in
het onderwijs, dat adequate signalering en begeleiding van hen
noodzakelijk is en dat daartoe opleidingen van leerkrachten en docenten
zullen moeten worden aangepast zijn immers zaken die het beleid van een
individuele school te boven gaan.
Bovendien vroegen zij zich steeds meer af hoe de problematiek die ouders
aan de basis ervaren, met subsidie van O C en W, ingepast wordt in het
beleid van SLO, CPS en Plato.
Activiteiten
Om hier meer zicht op te krijgen hebben we
ondertussen als "Terecht bezorgde ouders van hoogbegaafde kinderen"
verschillende overleggen bijgewoond van de vaste kamercommissie van OC
en W met de minister van OC en W . Onder anderen hebben we op de
publieke tribune gezeten bij de Vijfde Voortgangsrapportage Weer Samen
Naar School (WSNS) en Thuiszitters in Beeld omdat deze onderwerpen ook
raken aan zorg en beleid voor hoogbegaafde kinderen.
Verder hebben we gesprekken gehad met enkele
commissieleden van de vaste kamercommissie, met medewerkers van het
Ministerie en het CPS en met de directeur van Defense for Children. Met
deze laatste hebben we gesproken over onderwijs aan hoogbegaafden en de
Rechten van het Kind zoals deze door de Verenigde Naties zijn
geformuleerd en die Nederland heeft ondertekend.
In september hebben we een gesprek gehad met de
Vereniging van Leerplichtambtenaren.
Te weinig kennis en ervaring bij professionals
Door het bijwonen van de overleggen is ons
duidelijk geworden dat de problematiek rondom WSNS en Thuiszitters heel
complex en weerbarstig is en dat hoogbegaafdheid hierbinnen nog
nauwelijks een plaats heeft. Tijdens de gesprekken met de diverse
medewerkers werd dit bevestigd.
Bovendien werd uit de contacten met de verschillende instanties ook
duidelijk dat met de beste bedoelingen getracht wordt beleid te maken.
Maar dat zowel medewerkers van Ministerie als van SLO, CPS en Plato
teveel proberen de hoogbegaafden in te passen in het bestaande
onderwijssysteem, in plaats van te bekijken hoe het komt dat
hoogbegaafden, zowel presteerders als onderpresteerders, zo slecht
bediend worden door het huidige onderwijs.
Overigens nemen we dit de medewerkers nauwelijks kwalijk. Zij beschikken
over te weinig kennis en ervaring met betrekking tot hoogbegaafdheid
en/of realiseren zich niet voldoende de (grote) verschillen die er
bestaan bij kinderen onderling.
Uit internationaal onderzoek is echter al lang bekend wat de
mogelijkheden en behoeften zijn van hoogbegaafde kinderen, hoe zij leren
en welke faciliteiten nodig zijn om onderwijs te verbeteren. Ook is
bekend hoe onderwijsprogramma’s geëvalueerd kunnen worden, welke
ingrediënten van belang zijn bij opleidingen van leerkrachten enz.
Natuurlijk verschilt de onderwijssituatie in
Nederland van die in de Verenigde Staten en van andere landen in Europa.
Maar dat kan volgens ons toch niet betekenen dat we daarom in Nederland
helemaal opnieuw het wiel uit moeten gaan vinden en daar lijkt het soms
verdacht veel op. Uitzonderingen daargelaten, hoewel we deze niet
aangetroffen hebben bij de officiële beleidsinstanties maar wel op
scholen.
Eerder is men bij deze beleidsinstanties geneigd om experimenten van
bijvoorbeeld het Olympium in Alkmaar en het Centrum voor Creatief Leren
in Sterksel met argusogen te bekijken in plaats van daar de positieve
zaken te inventariseren en samen met wetenschappers te bekijken wat
hiervan te gebruiken is.
Naast bovenstaande analyse hebben we uit onze rondgang langs
bovenstaande instanties de volgende suggesties overgehouden.
Scholing
De (bij)scholing met betrekking tot hoogbegaafdheid
van professionals zal serieus aandacht moeten krijgen. Volgens ons geldt
dit zowel voor de Pabo’s en Lerarenopleidingen als voor medewerkers van
SLO, CPS , Plato en Schoolbegeleidingsdiensten. Deze instanties zouden
voor de deskundigheidsbevordering van hun medewerkers zorg moeten dragen
voordat zij met hoogbegaafdheid aan de slag gaan.
De (bij)scholing met betrekking tot hoogbegaafdheid zou ingebed dienen
te worden in het curriculum van opleidingen, gekoppeld aan
andere(theoretische) kennis. Indien nodig deze kennis eerst
opfrissen/bijspijkeren voordat met aanvulling begonnen wordt.
Als dat niet gebeurt krijgen we (nog meer)professionals die niet weten
waar psychologie, onderwijskunde, sociale psychologie, leerpsychologie
enz. wel aansluiten bij de mogelijkheden en behoeften van hoogbegaafde
kinderen en waar deze kennis aanvulling behoeft. En dit kan er dan weer
toe leiden dat ideeën over onderwijs die op een gegeven moment
'populair' of 'in' zijn, als de oplossing voor onderwijs
aan hoogbegaafde kinderen worden gezien. Emotionele Intelligentie en
Meervoudige Intelligentie, onder andere via informatie van Plato en CPS,
zijn hier recente voorbeelden van.
Aandacht voor "Good practices"
Met good practices waarmee op allerlei scholen
ervaring bestaat wordt nog te weinig gedaan. Het zou volgens ons een
goed idee zijn als de Inspectie en de Leerplichtambtenaren, zij komen op
alle scholen, mee gaan inventariseren welke scholen beleid aan het
ontwikkelen zijn voor hoogbegaafde kinderen en welke ideeën zij daarbij
gebruiken. Deze scholen zouden eventueel bij hun beoordeling extra
"punten" hiervoor kunnen krijgen.
De gevonden good pratices zouden doorgegeven kunnen worden aan SLO,
CPS, Plato en ouderverenigingen, zodat zij ouders en scholen erop kunnen
attenderen. Deze instanties zouden dan inderdaad het punt worden waar
scholen terecht kunnen voor informatie en advies.
Verder zouden good pratices doorgegeven kunnen worden aan
wetenschappers die evalueren wat resultaten en missers zijn van deze
experimenten. Eventueel zouden zij samen met scholen projecten kunnen
opstarten en evalueren en zoals we al aangaven zouden zij onderzoek (
zowel binnenlands als buitenlands onderzoek) beter toegankelijk kunnen
maken voor gebruik in de praktijk en de resultaten van dit alles ook
weer doorgeven aan SLO, CPS, Plato en ouderverenigingen.
Leveren wetenschappers vanuit hun specifieke mogelijkheden ook een
bijdrage aan betere opvang en begeleiding van hoogbegaafden.
Het GION Rapport, geen goed idee volgens ons
Wetenschappers in opdracht van O C en
W, zoals recent het GION aan de Universiteit van Groningen, onderzoek
laten doen of hoogbegaafden wel problemen ervaren in het onderwijs heeft
volgens ons minder zin. Het is de bedoeling van OC en W eind augustus
begin september 2003 met beleidsaanbevelingen te komen waaraan dit
rapport ten grondslag ligt. ( Dit is ondertussen verschoven naar eind
oktober 2003).
Wij hebben het concept-rapport van het GION "Hoogbegaafden in het
voortgezet onderwijs" bestudeerd. Hierbij valt op dat de onderzoekers
maar slecht op de hoogte zijn van wat er aan onderzoek over
hoogbegaafdheid bestaat en dat zij selectief hieruit citeren.
Verder lijkt ons dat zo’n onderzoek met gegevens die voor andere
doeleinden bedoeld zijn, veel beperkingen heeft. Deze had men zich
vooraf wel kunnen realiseren maar toch schrijven de onderzoekers in hun
conclusie: "Bij geen enkele analyse wordt ook maar een spoor van
problemen bij hoge begaafdheid( top 2,5% van de IQ-verdeling) gevonden.
Als op grond van de analyses een categorie tot probleemgroep uitgeroepen
zou worden, dan komt de groepering begaafden (nog steeds behorende tot
de top 10% van de IQ-verdeling) hiervoor nog het meest in aanmerking".
We hebben het cijfermateriaal eens met een wiskundige doorgesproken.
Deze gaf ons het advies het Ministerie erop attent te maken dat zij hun
eigen statistici eens goed moeten laten kijken in hoeverre deze analyse
over hoogbegaafden nog betrekking heeft op een representatieve
steekproef.
Conclusie van rapport
Bovenstaande conclusie moet dan ook in
het juiste kader gelezen worden en mag zeker niet zomaar doorgetrokken
worden voor hoogbegaafden in het algemeen.
Volgens ons levert zo’n rapport dus geen enkele bijdrage. Onze zorg
hierover hebben we op 2 juni j.l.in een persoonlijk gesprek met Greet de
Boer van CPS en de heer Fuykschot en mevrouw van Hooidonk van het
Ministerie van O C en W kenbaar gemaakt.
Zo’n rapport kan wel het nodige oponthoud veroorzaken bij de
ontwikkeling van beleid omdat conclusies een eigen leven kunnen gaan
leiden en beleidsmakers, met de beste bedoelingen vanuit dit rapport
onderzoek en/of beleid in gang gaan zetten dat niet aansluit bij wat er
echt aan de hand is.
Zoals bijvoorbeeld beleid aanbevelen voor zowel 'begaafden' als
'hoogbegaafden'. Kom je aan de behoeften van 10% van de kinderen
tegemoet in plaats van aan de behoefte van maar aan 2,5%. Als
beleidsmakers hier echter toe overgaan verliezen zij een heel belangrijk
punt uit het oog: hoogbegaafden zijn geen begaafden met wat extra’s. En
dat is ook al lang uit onderzoek bekend.
Ook bestaat het gevaar dat het ministerie vanuit dit rapport nog meer
onderzoek laat doen door wetenschappers of andere professionals die ook
onvoldoende op de hoogte zijn en daardoor opnieuw naar zaken die al
bekend zijn.
Allemaal jammer van geld en energie, zeker in deze tijd van
bezuinigingen. Wij raden de lezers en de Minister dan ook aan het
rapport en de bijlagen goed te lezen voordat zij naar aanleiding van dit
rapport beleid formuleren.
Evaluatie
van "Terecht bezorgde ouders"
Het wiel hoeft echt niet meer opnieuw uitgevonden
te worden: scholen zijn bezig, initiatieven zouden geëvalueerd en
(daarna) verspreid kunnen worden. Dit alles aangevuld met wetenschap
uit het buitenland die bruikbaar is gemaakt voor de Nederlandse
situatie.
Met elkaar zouden we dan verder komen, een en ander kan minder
versnipperd aangeboden worden, ouders hoeven minder van het kastje naar
de muur gestuurd te worden, geld en energie worden efficiënter ingezet,
en er wordt geen onnodige tijd verspild.
Kortom we kunnen de ervaringen en kennis die er is inzetten om
hoogbegaafde kinderen zo goed mogelijk vanaf het begin van de
basisschool te begeleiden en tegelijkertijd hoogbegaafden die hier nog
niet van hebben kunnen profiteren zo goed mogelijk opvangen en
ondersteunen als zij vastgelopen zijn of als zij dreigen vast te lopen.
Wel zullen we dan, zoals we al eerder opmerkten, met zijn allen moeten
accepteren dat er (grote) verschillen bestaan tussen kinderen onderling
en deze verschillen zullen uitgangspunt van beleid moeten worden.
Volgens ons is dat een van de meest cruciale punten. Want zolang deze
acceptatie er niet is zullen er, met ogenschijnlijk goede argumenten,
"schijnoplossingen" voorgesteld blijven worden.
september 2003
Dini van den Heuvel