Wat missen we in Hoogbegaafdenland?

Dini van den Heuvel

Op 6 september j.l. ben ik naar de uitwisselingsdag voor experts hoogbegaafdheid geweest. Zo’n dag wordt een maal per jaar door het Landelijk Informatiepunt Hoogbegaafdheid van SLO en CPS georganiseerd. De doelstelling van deze dag is het uitwisselen van informatie en ervaring rond de begeleiding van hoogbegaafde leerlingen.

Een uitwisseling van ervaringen in wisselende kleine groepen stond voor het ochtendgedeelte op het programma. In het middaggedeelte was een workshopronde gepland met keuze uit twee workshops: Gesprekken met ouders en Tekentherapie.

Enkele dagen voor 6 september kwam er naar aanleiding van het programma een vraag van enkele deelnemers om op de dag ook aandacht te besteden aan de leemtes die er (nog) zijn in de zorg en onderwijs voor hoogbegaafden in Nederland en aan het rapport “Leren excelleren” van het Innovatieplatform. Dit laatste omdat het Innovatieplatform in dit rapport stelt dat een samenleving die de eigen innovatiekracht wil versterken alle aanwezige talenten maximaal moet benutten. Ook van hoogbegaafden dus.

Deze vraag is bij het begin van de uitwisselingsdag aan de deelnemers voorgelegd en in het ochtendgedeelte heeft zich een groep gevormd die met deze vragen aan de slag is gegaan. Deze groep stelde daarna voor om ’s middags met deze onderwerpen in een derde workshop verder te gaan. Hier sloot de organisatie van de dag zich bij aan en zorgde voor een ruimte voor deze workshop die de titel meekreeg: “Wat missen we in Hoogbegaafdenland?”

Wat missen we in Hoogbegaafdenland?

In de workshop is achtereenvolgens aan de orde gekomen wat we missen: in het overheidsbeleid, bij organisaties en op de werkvloer.

In het overheidsbeleids

Met betrekking tot het overheidsbeleid kwam aan de orde dat zowel de ministeries OC en W, als EZ en SZ zich af en toe zorgen maken over hoogbegaafdheid en beleid formuleren. Maar dat dat beleid wel erg versnipperd is en de verschillende medewerkers langs elkaar heen werken. Bovendien werd geconstateerd dat men op de ministeries te weinig kennis heeft over hoogbegaafdheid en weinig weet van wat er in de praktijk leeft. En daardoor beleid ontwikkelen vanachter het bureau in plaats van met de doelgroep en hun ouders samen.

Bij organisaties

Met betrekking tot de verschillende organisaties die met onderwijs en zorg bezig zijn geldt ook vaak dat ze nauwelijks van elkaars activiteiten op de hoogte zijn, over te weinig kennis beschikken en ieder met de eigen organisatie bezig zijn.
Meer expliciet kwam aan de orde dat Begaafdheidsprofielscholen (SLO en CPS) geen rekening houden met hoogbegaafde onderpresteerders. Welke kwaliteitscontroles zijn er ingebouwd bij de opleiding van leerkrachten? Blijft de inspectie niet volstrekt in gebreke als ze het hoogbegaafde-thema te weinig aandacht geeft? Wie toetst de inspectie? Is een horizontale verantwoording van een school naar haar ‘stakeholders’ niet veel meer passend bij kwaliteitszorg en bij de Nederlandse situatie. Het rapport ‘Leren excelleren’ zegt hier bijvoorbeeld over: we kunnen beter zonder inspectie zoals in Finland.

Op de werkvloer

Met betrekking tot de activiteiten op de werkvloer, in de scholen en in de zorg, komt aan de orde dat het van belang is om aandacht te besteden aan de verschillende begeleidingsmodellen die er gehanteerd worden en hoe er didactisch met hoogbegaafde leerlingen wordt omgegaan. Hoe geef je bijvoorbeeld als psycholoog, (kinder)therapeut, remedial teacher, orthopedagoog, mentor of leerkracht je begeleiding van hoogbegaafden vorm? Wat is dan je aanpak, van waaruit werk je. Niet elk van de genoemde, heeft immers dezelfde diagnose instrumenten ter beschikking, dezelfde kennis in huis of de nodige bevoegdheden om een hoogbegaafde adequaat te kunnen begeleiden.

Bij didactiek voor hoogbegaafden kwam onder andere ter sprake dat de huidige didactiek nauwelijks inspeelt op behoeften van hoogbegaafden. Zij leren immers niet alleen meer en sneller maar ook anders. Als onderwijs daar niet meer aandacht aan besteedt blijven deze kinderen het levensgrootte gevaar lopen dat zij didactisch verwaarloosd worden zoals een psychiater het laatst noemde.
Verder passeerden er heel veel voorbeelden van “good practices” in het onderwijs de revue die niet voor het predikaat begaafdheidsprofiel in aanmerking komen, maar wel veel aan hoogbegaafden te bieden hebben.

Slotopmerkingen

Dit stukje over wat we missen op de werkvloer sluit ik af met de opmerkingen van twee deelnemers.

  • leren is niet hetzelfde als onderwijs: buiten school en al doende is er meer te leren dan de school ooit kan aanbieden. Daarom moeten schoolboeken voor deze leerlingen blanco pagina’s bevatten waar zij zelf op kunnen schrijven “wat zij vinden dat er te leren valt”.

  • hoogbegaafde leerlingen hebben zowel voor hun cognitieve als hun sociale en emotionele ontwikkeling behoefte aan omgang met ‘peers’ en dus zeker niet voldoende aan een ‘internet Academie’ vanuit de universiteiten.

Extra dimensie

Met deze derde workshop kreeg de uitwisselingsdag van experts van hoogbegaafdheid voor mij een extra dimensie. Vanuit onze eigen kennis en ervaring hebben we de grenzen van het gebruikelijke onderwijsaanbod verkend en bekeken hoe we die grenzen kunnen verleggen ten gunste van hoogbegaafden. Want juist dit laatste is heel hard nodig.
In het advies van mei 2004 van de Onderwijsraad “Hoe kan onderwijs meer betekenen voor jongeren?” staat niet voor niets: “Hoe goed het onderwijs echter ook is ingericht, het loopt een keer tegen de grenzen van het eigen kunnen aan. Sommige leerlingen zijn gezegend met buitengewone talenten die de grenzen van het gebruikelijke onderwijsaanbod te boven gaan. Grenzen kun je echter verleggen.”

Riel, 22 september 2006

Voor het advies van Onderwijsraad: www.onderwijsraad.nl doorklikken naar publicaties, adviezen en 2004

Voor rapport van Innovatiecommissie: www.innovatieplatform.nl, doorklikken naar projecten en daarna naar Leren excelleren.