Weer Samen Naar School en Hoogbegaafdheid

Dini van den Heuvel

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen heeft op 16 april 2003 overleg gevoerd met minister van de Hoeven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over de Vijfde Voortgangsrapportage Weer Samen Naar School(WSNS). Samen met enkele andere “Terecht bezorgde ouders van hoogbegaafde kinderen” heb ik dit algemeen overleg bijgewoond.

De voortgangsrapportages Weer Samen Naar School komen voort uit de wens van de Tweede Kamer om periodiek geďnformeerd te worden over de ontwikkelingen in WSNS.

Doel WSNS en Voortgangsrapportages

Doel van het WSNS beleid is om zoveel mogelijk kinderen zorg op maat te bieden en hen in de gelegenheid te stellen hun schoolloopbaan in het basisonderwijs af te ronden. Dat betekent dat alle leerlingen recht hebben op onderwijs op maat, of het nu gaat om leerlingen die aan de onderkant dreigen uit te vallen of om leerlingen die (hoog)begaafd zijn.Om dit beleid te verwezenlijken werken basisscholen en scholen voor speciaal basisonderwijs samen in samenwerkingsverbanden WSNS. In deze verbanden maken de deelnemende scholen gezamenlijk beleid ten aanzien van de wijze waarop zorg aan leerlingen wordt georganiseerd.

Sinds april 2000 wordt er in de voortgangsrapportages van WSNS aandacht besteed aan hoogbegaafdheid. In de 3e voortgangsrapportage staat dat hoogbegaafde leerlingen behoren tot de categorie leerlingen die extra zorg en aandacht nodig hebben. Zij hebben behoeften aan aanpassingen in het onderwijsaanbod, zoals verrijking van de reguliere leerstof. In sommige gevallen kunnen leerlingen een groep overslaan, versnellen. Leraren moeten hierover verantwoorde keuzes kunnen maken. Voor de komende drie jaren zijn middelen gereserveerd voor de intensivering van het beleid voor hoogbegaafde leerlingen. Met de landelijke informatiepunten hoogbegaafdheid (de SLO en het CPS) en de stichting Plato is overleg gevoerd over onderlinge samenwerking. Het Centrum voor Begaafdheidsonderzoek, CBO, verbonden aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen, onderzoekt de versnelling in de schoolloopbaan. In mei 2002 zullen de onderzoeksresultaten worden verspreid.

In de 4e Voortgangsrapportage van oktober 2002 worden de resultaten van het onderzoek van het CBO gepresenteerd. In het onderzoek zijn ervaringen in zowel primair als voortgezet onderwijs verzameld. Uit het onderzoek blijkt dat verschillende factoren invloed hebben op het slagen van een versnelling. Al deze factoren zijn verwerkt in een lijst, die tot doel heeft leerkrachten in het primair onderwijs te ondersteunen in hun beslissing een leerling al dan niet een groep te laten overslaan. Deze informatie is van belang, aangezien uit het onderzoek blijkt dat leraren nog weinig kennis en ervaring hebben over onderwijs aan hoogbegaafde leerlingen.

Voor docenten in het voortgezet onderwijs is door het Centrum voor Begaafdheidsonderzoek (CBO) te Nijmegen een brochure geschreven met informatie over de jonge, versnelde leerling in de klas. Dit omdat uit het onderzoek ook naar voren kwam dat docenten in het voortgezet onderwijs een afwijzende houding hebben ten aanzien van de vraag of een leerling een groep moet overslaan. Ook kunt u de VersnellingsWenselijkheidsLijst(VWL)van het CBO downloaden. Deze lijst is ontwikkeld om leerkrachten en andere betrokkenen te ondersteunen in de beslissing een leerling al dan niet vervroegd naar een volgende groep te laten gaan (halverwege het schooljaar) c.q. een groep te laten overslaan (aan het eind van het schooljaar)

De paragraaf over hoogbegaafdheid in deze 5e rapportage wordt afgesloten met de woorden dat er komende jaren op dit terrein aanvullend onderzoek zal worden aanbesteed.

In de 5e Voortgangsrapportage van februari 2003 komt hoogbegaafdheid niet aan de orde. Wel kwamen er tijdens het overleg dat wij bijgewoond hebben ander interessante onderwerpen aan bod.

Enkele vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw van Miltenburg (VVD): "Gelet op het feit dat het WSNS-project al elf jaar bestaat, is het verbijsterend dat er al verheugd wordt gereageerd als op de PABO’s op vrijwillige basis meer modules worden aangeboden die betrekking hebben op de zorg voor kinderen. De indruk bestaat dat de PABO’s de toekomstige leraren niet goed voorbereiden op het omgaan met zorgleerlingen."

De heer de Vries(CDA): "Het belang van het WSNS-project moet ook weerspiegeld worden in de lerarenopleidingen. Iemand die de PABO heeft voltooid, moet dus voldoende toegerust zijn om te werken met zorgleerlingen."

Mevrouw Vergeer-Mudde(SP) is voorstander van het WSNS project, mits daar: "Voldoende mensen, middelen en gebouwen voor beschikbaar zijn. Dat laatste is niet het geval. Uit het Onderwijsverslag blijkt dat maar liefst driekwart van het speciaal basisonderwijs onvoldoende zicht heeft op de leerprestaties; uit de tussentijdse rapportage van de zomer van 2002 blijkt dat door onvoldoende (ervaren) personeel en het ontbreken van handelingsplannen en geschikte leermiddelen de kerndoelen niet worden gehaald. Op het punt van de leermiddelen heeft inmiddels enige verbetering plaatsgevonden, maar gelet op de ernst van de problematiek van de leerlingen, is de situatie nog steeds desastreus."

Mevrouw Eijsink (PvdA): "Hoewel de wachtlijsten door de vorig jaar gestarte specifieke aanpak korter zijn geworden en in de komende maanden verder zullen worden teruggedrongen, blijkt uit talloze voorbeelden dat zij nog steeds zeer lang zijn, met name voor autistische kinderen, kinderen met het syndroom van Down en hoogbegaafde kinderen. In enkele gevallen is sprake van een wachttijd van een halfjaar of zelfs twee jaar. Dit is onaanvaardbaar, omdat deze leerlingen sowieso al zeer kwetsbaar zijn. Mede hierom zullen de fracties van de PvdA en D66 een apart overleg aanvragen over het onlangs uitgekomen rapport “Thuiszitters in beeld” van NIZW. Er is grote behoefte aan een plan van aanpak dat ervoor moet zorgen dat deze kinderen per 1 september a.s. een plek in het reguliere onderwijs krijgen."

De heer de Vries(CDA): "Het is verbazingwekkend dat de onderwijsinspectie op het punt van de thuiszitters niet het totale beeld boven water krijgt, terwijl het Nederlands Instituut voor zorg en welzijn (NIZW) in ieder geval een completer beeld met zeer zorgelijke cijfers schetst. Moet er niet gekozen worden voor een andere, sluitende aanpak?"

Uit het antwoord van minister van de Hoeven van OCen W

De minister benadrukt dat het WSNS-project al ruim tien jaar loopt en dat het lerarentekort voor alle vormen van onderwijs de grootste zorg is. Zoals toegezegd zal de Kamer worden geďnformeerd over de resultaten van het plan van aanpak inzake het lerarentekort. De thuiszitters zullen aan de hand van het onderzoek van het NIZW en het in mei verschijnende

inspectierapport over wachtlijsten en thuiszitters in het speciaal onderwijs in aparte overleggen aan de orde komen. Wel vraagt de minister mevrouw Eijsink nadere gegevens over de door haar genoemde voorbeelden van kinderen die lange tijd op plaatsing wachten.

Voor hoogbegaafde kinderen is er een afzonderlijk traject: voor hen wordt samen met de Stichting Plato een oplossing gezocht. Hieraan is bij de begrotingsbehandeling uitvoerig aandacht besteed. Voor de begeleiding van hoogbegaafde leerlingen en autistische leerlingen worden handreikingen ontwikkeld.

Elke voortgangsrapportage heeft haar eigen speerpunten. Het WSNS-project zelf besteedt echter niet alleen aandacht aan dyslexie, (extra aandachtspunt in 5e Voortgangsrap.DvdH) maar aan alle specifieke zorgbehoeften. De minister zegt toe dat de volgende voortgangsrapportage zal ingaan op de ontwikkelingen op het punt van de verschillende aandachtsgebieden.

In het curriculum van de PABO’s wordt wel degelijk aandacht besteed aan het omgaan met en het begeleiden van zorgleerlingen, maar nog niet voldoende. Daarnaast zijn er de keuzemodules voor heel specifieke zorgbehoeftes, zoals dyslexie, ADHD en hoogbegaafdheid. Op basis van de huidige visitaties zal in het bestuurlijk overleg met de PABO vooral aandacht worden besteed aan de zorgbekwaamheden.

Ten aanzien van het voortgezet onderwijs verkeert dit traject nog in een heel ander stadium, maar ook op dat punt moet aandacht worden besteed aan de begeleiding van zorgleerlingen.

Nadere gedachtewisseling

Enkele punten:

Mevrouw Eijsink (PvdA) is nog niet gerustgesteld over de aanpak van de wachtlijsten. In korte tijd heeft zij al ongeveer 50 voorbeelden verzameld van kinderen die lang op de wachtlijsten staan en daardoor lang thuiszitten. Zij zal de minister de desbetreffende gegevens overhandigen.

Ook is het jammer dat er nog niet veel in de plaats is gekomen van de vroegere uitstekende opleidingen voor leraren die specifiek gericht zijn op zorgleerlingen. De structuurbenadering moet niet doen vergeten dat het belang van het kind centraal behoort te staan.

Mevrouw Kraneveldt (LPF) heeft sympathie voor projecten die leerlingen die het al moeilijk hebben, onderwijs op maat willen bieden, maar benadrukt dat aan de hand van de komende voortgangsrapportages en onderzoeken kritisch moet worden bekeken of dergelijke projecten in de praktijk echt werken en of alle knelpunten in de komende jaren zullen worden opgelost.

Tot slot onderschrijft de minister dat het in dit debat vooral gaat om de desbetreffende kinderen. De structuren moeten ervoor zorgen dat zij de noodzakelijke extra zorg krijgen.

Tot zover een impressie van de vergadering. Nadat ik het overleg had bijgewoond en me ondertussen wat ingelezen heb in WSNS lijkt het de moeite waard de ontwikkelingen te volgen.
Hoogbegaafdheid binnen WSNS kan nadelen hebben. Het gevaar bestaat dat hoogbegaafden teveel als zorgleerlingen gezien gaan worden en er al te gemakkelijk oplossingen bedacht gaan worden die onvoldoende recht doen aan de speciale mogelijkheden van hoogbegaafde kinderen.

Van de andere kant maken deze Voortgangsrapportages een min of meer structurele evaluatie mogelijk van wat er in onderwijs zoal gebeurt en wordt het duidelijk dat veranderingen op deze manier toch wel erg veel tijd kosten.


NB. De Voortgangsrapportages WSNS zijn te vinden op Ministerie van Onderwijs. Bij zoeken Voortgangsrapportage WSNS intypen

Voor het rapport over thuiszitters ga naar “Thuiszitters in beeld”