Vragen over jonge kinderen.

Dini van den Heuvel

Regelmatig ontvang ik vragen over hoogbegaafdheid bij jonge kinderen. Drie van deze vragen beantwoord ik daarom op deze site.
  • Heeft een driejarig meisje een gedragsprobleem of is zij hoogbegaafd?
  • Moet ik mijn zoontje stimuleren of laten spelen?
  • Een tweejarige wel of niet laten testen?

Heeft een driejarig meisje een gedragsprobleem of is zij hoogbegaafd?

Een medewerkster van een consultatiebureau heeft een vraag over een 3-jarig meisje. Het meisje heeft nogal wat gedragsproblemen, ze vraagt veel aandacht, wil 's avonds niet naar bed en is heel lastig. Kan dit erop wijzen dat het kind hoogbegaafd is?

Ik vraag haar of zij heeft gelet op signalen, die wijzen op een ontwikkelingsvoorsprong. Hoogbegaafde kinderen ontwikkelen zich sneller en anders dan hun leeftijdgenoten. De ontwikkelingsvoorsprong ontstaat doordat ze van heel jong (vanaf de geboorte) opvallend intensief met de wereld om zich heen omgaan. Zij gebruiken veel energie om in snel tempo de omgeving te verkennen en zich allerlei vaardigheden eigen te maken. Ze hebben behoefte aan veel ontdekkingsruimte en nieuw en uitdagend speelgoed. De box is dan ook snel te klein.

Op peuterleeftijd kan deze voorsprong zich uiten in een grote woordenschat en goede zinsbouw. Zij leren zichzelf soms lezen voordat zij naar groep drie van de basisschool gaan en hebben al vroeg door wat getallen betekenen. De drang naar kennis zit in hen. Zij kunnen hun nieuwsgierigheid nauwelijks loslaten en begraven zich met veel plezier in nieuwe uitdagingen. Zij kunnen niet anders dan leergierig zijn. Zij werken daarbij in een hoog tempo en hebben behoefte aan veel variatie en diepgang.
Door deze ontwikkelingsvoorsprong hebben ze ook behoefte aan ander speelgoed dan hun leeftijdgenootjes. Spelletjes vinden ze al vlug te eenvoudig. Bovendien staat die andere interesse, tezamen met de voorsprong in taalgebruik en taalbegrip vaak het spelen met kinderen van dezelfde leeftijd in de weg.
Volwassenen in hun omgeving moeten hierop alert zijn en zich bovendien realiseren, dat bovenstaande vaardigheden alleen zichtbaar worden en blijven als kinderen de ruimte krijgen om zich te uiten! Als zij echter hun energie niet kwijt kunnen en hun leergierigheid niet mogen gebruiken kunnen er gedragsproblemen ontstaan. Het letten op een ontwikkelingsvoorsprong en nagaan of een peuter voldoende uitdaging krijgt en ermee uit de voeten mag is belangrijk.

Hoogbegaafde kinderen zijn dus niet te herkennen aan gedragsproblemen, maar dikwijls wel aan een ontwikkelingsvoorsprong.

Ik heb de vragenstelster geadviseerd zich te verdiepen in hoogbegaafdheid.

Moet ik mijn zoontje stimuleren of laten spelen?

Een moeder heeft een vraag over haar zoontje van 2 jaar. Hij ontwikkelt zich heel anders dan de kinderen in de peuterspeelzaal waar ze werkt. Ze heeft wat gelezen over hoogbegaafdheid, maar ze weet niet goed hoe ze zelf met het kind om moet gaan. Is het wel goed het kind te stimuleren met letters en cijfers of moet ze het kind vooral laten spelen.

Samen met haar heb ik besproken, dat spelen niet voor ieder kind hetzelfde is. Intellectueel begaafde kinderen krijgen spelenderwijs getalbegrip. Zij leren zichzelf al spelend lezen. Ook kleuren en vormen leren ze bijvoorbeeld tijdens hun spel in de zandbak of met blokken. Ze gaan er echt niet speciaal voor zitten om les te krijgen. Extra stimuleren is ook niet nodig. Wel is noodzakelijk het kind de ruimte te geven en aan te sluiten bij de behoeften en mogelijkheden.

Een tweejarige wel of niet laten testen?

Een andere moeder met een zoontje van twee vraagt of en wanneer ze haar kind moet laten testen. Haar zoontje ontwikkelt zich erg snel en ze heeft gehoord dat je met een kind met een ontwikkelingsvoorsprong professionele hulp moet zoeken anders kan het wel eens fout gaan.
Ze heeft er moeite mee om nu al professionele hulp te gaan zoeken. Ze wil zelf verantwoordelijk zijn en beslissen, maar toch is ze onzeker over de manier van opvoeden. Ze wil het zo goed mogelijk doen.

Ik bespreek met haar dat testen op zo jeugdige leeftijd nog niet zoveel oplevert. Bovendien geeft een test geen kant en klare oplossingen (als deze al bestaan) voor hoe je met een kind kunt omgaan.
Hoogbegaafde kinderen zijn op de eerste plaats gewone kinderen. Zij hebben dus net als andere kinderen vooral liefde en aandacht nodig. Het is wel van belang op hun mogelijkheden in te spelen op een manier dat het kind zich verder kan ontwikkelen en op een manier die past bij de eigen mogelijkheden als ouder.
Ik heb haar voorgesteld om contact te zoeken met andere ouders van hoogbegaafde kinderen. De oudervereniging Pharos organiseert bijeenkomsten voor ouders en speelbijeenkomsten voor kinderen.

Ervaringen uitwisselen en zelf wat lezen over hoogbegaafdheid kan al heel verhelderend en ondersteunend werken.
Deskundigen kunnen natuurlijk adviseren als het nodig is, maar waak ervoor om hoogbegaafdheid als een "afwijking" te gaan zien en met je kind in een circuit van hulpverlening terecht komen als dit niet nodig is.
Je wordt dan zelf als ouder erg afhankelijk van anderen, maar je kind zal ook het gevoel krijgen dat het toch wel iets heel ingewikkelds is om hoogbegaafd te zijn. En daar is het toch zeker ook niet bij gebaat. Hoogbegaafdheid kun je ook zien als gewoon een gegeven waar je blij mee kunt
zijn maar wel om een andere begeleiding vraagt.

Zie ook Herkenning van hoogbegaafdheid bij jonge kinderen thuis en op school. In mijn brochure De eerste levensjaren van hoogbegaafde kinderen, die ik indertijd geschreven heb voor consultatieburaus, ga ik meer uitgereid in op dit onderwerp.