Een klas
overgeslagen,
dus jonger in het voortgezet onderwijs
Dini van den Heuvel
Een jongere komt
niet als een onbeschreven blad het voortgezet onderwijs binnen. Met dit
gegeven houden scholen voor voortgezet onderwijs dan ook vanzelfsprekend
rekening. Met hoogbegaafden die een klas hebben overgeslagen en dus
jonger het voortgezet onderwijs binnenkomen hebben scholen en
leerkrachten minder ervaring. Daarom in dit stukje wat extra aandacht
voor deze leerlingen.
Omgaan
met verschillen in een groep
Volgens mij doen
leerkrachten er goed aan deze leerlingen zo gewoon mogelijk te
behandelen. Als leerkracht geen extra aandacht besteden aan de
uitzonderingspositie maar wel attent zijn op de tolerantie die jongeren
in de groep ten aanzien van elkaar opbrengen en dus ook voor deze
jongere leerling. Geen tolerantie vanuit een soort medelijden, wat
zielig zo'n jong kind tussen al die groten, maar acceptatie en begrip
opbrengen voor elkaar zodat er een gelijkwaardige communicatie ontstaat.
Mijn ervaring is
dat dit heel goed mogelijk is ook al is de betreffende leerling jonger.
Binnen de gewone groep leeftijdgenoten bestaan immers ook heel veel
verschillen. Jongeren van ongeveer dezelfde leeftijd zijn ook niet
allemaal even groot, sommigen komen vroeg in de groeispurt, anderen
later. Ook met betrekking tot belangstelling voor bepaalde vakken
bestaan er grote verschillen. Er zijn jongeren die helemaal niet van
wiskunde houden, maar het omgekeerde komt ook voor. Bij de jongeren van
dezelfde leeftijd hebben sommige kinderen heel veel behoefte aan
aanpassing aan de groep, andere jongeren voelen zich meer happy in een
klein groepje of met een paar echte vriend(en)innen. Sommige jongeren gaan
al op heel jonge leeftijd uit, drinken alcohol of gebruiken drugs, maar
ook dit geldt niet voor alle jongeren. Zo zijn er nog wel meer
voorbeelden te bedenken.
Volgens mij hoort
het bij de taak van leerkrachten in het voortgezet onderwijs om deze
verschillen tot hun recht te laten komen en als zij een of meerdere
hoogbegaafden in de groep of klas hebben is dit gewoon een extra
verschil. Het is niet verstandig een groepsklimaat te laten bepalen door
enkele dominante leerlingen. Een groepsklimaat is iets van de leden en
hun begeleider samen, zij zullen zich er allemaal prettig bij moeten
voelen en er dus samen voor verantwoordelijk zijn. Leerkrachten hebben
een speciale rol en een eigen taak bij dit groepsproces en zijn
eindverantwoordelijk. Deze taak kunnen zij niet over laten nemen door
leerlingen en ook niet aan hen delegeren.
Natuurlijk is het
zo dat bij jongeren die in het voortgezet onderwijs zitten de
leeftijdgenoten en de groep een grote rol (gaan) spelen bij de
ontwikkeling en dat jongeren op die leeftijd zich veel meer gelegen
laten liggen aan meningen en voorbeelden van leeftijdgenoten. Maar dat
betekent niet dat de volwassene helemaal uit beeld kan blijven. Zeker
niet op middelbare scholen waar zoveel jongeren bij elkaar komen,
leerprestaties moeten leveren en vijf of zes jaren bij elkaar in de
groep zitten. Want naast behoefte aan omgang met leeftijdgenoten hebben
jongeren ook behoeften aan grenzen, bijsturing, goede tips en
voorbeelden van volwassenen. Dit alles hebben zij nodig met betrekking
tot studeren maar ook over hoe zij met elkaar omgaan en hoe zij elkaar
kunnen leren respecteren en accepteren. Het is goed als zij ervaren dat
samenwerken geen eenrichtingverkeer is en dat een ander begrijpen en
duidelijk met elkaar kunnen communiceren echt inspanning vraagt van alle
betrokken partijen.
Onbevangen,
maar wel op de hoogte
Dus een hoogbegaafd
kind dat op jongere leeftijd het voortgezet onderwijs binnenkomt is
ermee gebaat om zo gewoon mogelijk opgenomen te worden in de groep. Het heeft
weinig zin om als leerkracht of school tevoren al allerlei maatregelen
te nemen. Laat een en ander zo onbevangen mogelijk gebeuren en stuur bij
als het nodig blijkt te zijn.
Het is wel van
belang dat leerkrachten goed geïnformeerd zijn over hoogbegaafdheid in
het algemeen. Zij zullen er bijvoorbeeld van op de hoogte moeten zijn
dat hoogbegaafden sneller en op een andere manier leren dan hun
leeftijdgenoten en dat zij niet zoveel herhaling nodig hebben en met
grotere stappen door de lesstof gaan. Dus de lesstof zal niet in te
kleine stappen met veel herhaling aangeboden moeten worden.
Ook doen
leerkrachten er goed aan zich te realiseren dat er over de sociale en
emotionele ontwikkeling van hoogbegaafde kinderen allerlei misverstanden
bestaan. Als leerkrachten hiervan niet op de hoogte zijn lopen zij het
risico te reageren vanuit hardnekkige vooroordelen.
Verder is ook met
betrekking tot deze jongeren die een klas hebben overgeslagen kennis en
informatie over onderpresteren van belang. Een kind kan door slechte
school- en/of andere ervaringen zijn gaan onderpresteren. Maar er zijn
ook kinderen die dit gedrag pas gaan vertonen in het voortgezet
onderwijs. Hier kunnen allerlei oorzaken voor zijn. Het is wel erg
ongenuanceerd om er zomaar vanuit te gaan dat een kind niet heeft
geleerd te leren of door te zetten. Het kan ook zijn dat de lesstof en/of
de manier van lesgeven tegenvalt en dat het kind en de ouders zich er
meer van hadden voorgesteld na de ervaringen op de basisschool. Het is
dan ook niet verstandig om ervan uit te gaan dat standaard oplossingen
met betrekking tot huiswerkbegeleiding en faalangsttraining wel goed
zullen zijn. Hoogbegaafde kinderen leren anders en sneller dan hun
leeftijdgenoten. Het is noodzakelijk om met hun speciale mogelijkheden
en behoeften rekening te houden zodat ze hun eigen werkhouding (terug)
kunnen vinden.
Het is ook niet zo,
dat een tekort aan cognitieve uitdaging of een aanbod op te laag niveau,
gecompenseerd kan worden door meer sociale of andere activiteiten. Het
zal altijd en/en moeten zijn. Cognitieve uitdaging op niveau en
daarnaast eventueel verbreding bij andere vakken.
Met deze algemene
zaken die betrekking hebben op hoogbegaafdheid zullen leerkrachten ook
bij hoogbegaafde leerlingen die een klas hebben overgeslagen rekening
moeten worden. Het is niet zo dat het feit dat zij op jongere leeftijd
in een hogere klas zitten er voor zorgt dat ze in de lesstof van een
groep hoger automatisch voldoende uitdaging vinden en vanzelf
ontwikkelingsgelijken vinden bij klasgenoten die ouder zijn.
Als leerkrachten
van bovenstaande op de hoogte zijn zullen ze in staat zijn om zo gewoon
mogelijk met zo'n jonge leerling om te gaan en positieve beslissingen te
nemen zoals in onderstaand voorbeeld.
Victor die groep acht heeft
overgeslagen komt in de brugklas van een scholengemeenschap. Omdat de
school de ervaring heeft dat tussen de brugklasleerlingen verschillen
bestaan met betrekking tot het reken- en taalniveau krijgen de kinderen
die niet zo sterk zijn in rekenen en/of in taal gedurende dat eerste
jaar in een periode van zes weken extra aandacht op die gebieden.
De kinderen die op reken en
taalgebied voldoende ver zijn krijgen in die zes weken Latijn, de taal
die volgend schooljaar aan bod komt als zij voor de gymnasiumrichting
kiezen.
Victor vertelde thuis, dat hij hoopte
dat hij naar Latijn mocht en dat hij niet omdat hij een jaar jonger was,
eerst nog maar voor de zekerheid naar rekenen en taal moest. Hij had
zelf al begrepen dat extra taal of rekenen niet nodig was. Zijn ouders
besloten dit even af te wachten, maar gelukkig keek de betreffende
leerkracht ook bij Victor naar zijn mogelijkheden en niet naar zijn
leeftijd en kreeg hij zes weken Latijn. Zowel Victor als zijn ouders
waren blij met deze positieve beslissing.
Zo'n voorbeeld kan wel erg
vanzelfsprekend lijken, maar het is wel zo dat zulke ogenschijnlijk
kleine beslissingen van grote invloed kunnen zijn op het vertrouwen dat
al dan niet ontstaat tussen school, leerling en ouders.
Verder kunnen
leerkrachten als zij twijfelen of en hoe zij bij moeten sturen eens met
de ouders praten. Deze kennen hun kind ook al wat jaren, hebben zich
vaak ook in hoogbegaafdheid verdiept en dan kan de school samen met het
thuisfront bijsturen. Ook is het heel erg de moeite waard geregeld met
de betreffende jongere zelf te praten. Over het algemeen is met deze
jongeren heel goed te praten, ook hierin zijn ze meestal verder dan hun
leeftijdgenoten. Bovendien als leerkrachten gewend zijn om ook met de
jongere zelf te praten en te overleggen zal deze niet, zoals een moeder
mij vertelde over haar hoogbegaafde zoon van 16 jaar, thuis komen met de
opmerking: "Mam vandaag heeft een leraar voor het eerst met mij
gesproken in plaats van tegen me".
Leerkrachten in het
voortgezet onderwijs hebben dus verschillende mogelijkheden om een
jongere die een klas heeft overgeslagen zo goed mogelijk op te vangen.
Hoe gewoner zij ermee omgaan, hoe eerder de jongere zelf het ook heel
gewoon vindt dat deze stap past bij zijn ontwikkeling. De een gaat nu
eenmaal wat sneller dan de ander en indeling in leeftijdsgroepen, die
voor de meeste kinderen goed is, kan voor sommigen zoveel nadelen
hebben dat er andere oplossingen nodig zijn.
Brochure en
lijst
Voor docenten in het voortgezet onderwijs is door het Centrum voor Begaafdheidsonderzoek (CBO) te Nijmegen een
brochure geschreven met informatie over de jonge, versnelde leerling in
de klas. Dit omdat uit het onderzoek ook naar voren kwam dat docenten
in het voortgezet onderwijs een afwijzende houding hebben ten aanzien
van de vraag of een leerling een groep moet overslaan.
Ook kunt u
de VersnellingsWenselijkheidsLijst(VWL)van het CBO
downloaden. Deze lijst is ontwikkeld om leerkrachten en andere betrokkenen te ondersteunen in
de beslissing een leerling al dan niet vervroegd naar een volgende groep
te laten gaan (halverwege het schooljaar) c.q. een groep te laten
overslaan (aan het eind van het schooljaar)
Februari 2003
Dini van den Heuvel