Hoogbegaafde kinderen en hun sociale en emotionele ontwikkelingDini van den HeuvelOver de sociale en emotionele ontwikkeling van hoogbegaafde kinderen bestaan nogal wat misverstanden. Regelmatig duikt daarbij het vooroordeel op, dat kinderen die op intellectueel gebied veel meer presteren dan hun leeftijdgenoten, slecht met anderen om kunnen gaan en emotionele problemen hebben.BelemmeringenSoms is het wel terecht dat begeleiders bij hoogbegaafden zich zorgen maken want hoogbegaafde kinderen komen speciale belemmeringen tegen bij hun sociale en emotionele ontwikkeling. Normaal gesproken leren kinderen van ongeveer dezelfde leeftijd erg veel van de omgang met elkaar omdat zij ontwikkelingsniveau en interesses met elkaar delen. Bij intellectueel hoogbegaafde kinderen is dat niet zo eenvoudig. Zij vinden niet zo gemakkelijk aansluiting bij "gewone" leeftijdgenoten omdat die gezamelijke interesses er meestal niet zijn. Bovendien stellen zij door hun snellere ontwikkeling andere eisen aan het omgaan met elkaar. Dit blijkt uit een onderzoek naar vriendschap en vriendschapsverwachtingen bij hoogbegaafde kinderen. Zij hebben al jong andere verwachtingen van vriendschap dan hun leeftijdgenoten. Zij stellen hoge eisen met betrekking tot trouw, aanvaarding, echtheid en intimiteit. Bij gemiddeld intelligente kinderen ontstaat dit later. Nog iets wat aandacht verdient in dit kader, is dat er onder hoogbegaafde kinderen onderling ook op dit gebied grote verschillen bestaan. Hoe verder de intellectuele ontwikkeling afwijkt van die van leeftijdgenoten, hoe groter het onbegrip tussen die leeftijdgenoten en het hoogbegaafde kind. Daar komt nog bij dat zij zich de meeste tijd die zij met andere kinderen doorbrengen moeten aanpassen aan de mogelijkheden van die anderen. Dat is natuurlijk geen ramp. Zij zullen in de toekomst, tijdens studie en werk, ook dikwijls in contact komen met anderen en met hen samen moeten werken. Het is heel goed als zij zich leren inleven en verplaatsen in de gevoelens- en gedachtenwereld van hun minder intelligente groepsgenoten en hen leren accepteren en respecteren met de eigen mogelijkheden. Dit betekent echter wel, dat zij nauwelijks de kans krijgen om net als alle andere kinderen hun sociale gedrag en vaardigheden te oefenen met ontwikkelingsgelijken. Juist in de omgang met gelijken ontdekken ze dat ze niet zo'n uitzondering zijn en dat je ook samen met anderen, in hun sociaal en emotioneel eigen tempo en vanuit je eigen interesse kunt leren en werken. MisverstandenSoms gaan begeleiders er te gemakkelijk van uit dat iemand met een goed verstand op sociaal en emotioneel gebied net zo goed moet presteren. Dan realiseren zij zich niet, dat ieder mens een eigen aanleg heeft, ook met betrekking op het leren omgaan met anderen en bij het leren omgaan met emoties. De ene hoogbegaafde heeft hier nu eenmaal meer aanleg voor dan de andere. Ook is het bij deze kinderen goed mogelijk, dat zij qua verstandelijke ontwikkeling ver voor zijn bij leeftijdgenoten, maar emotioneel functioneren als een kind van de eigen leeftijd. Dit ziet men dan, ten onrechte, als te kinderlijk. Het komt ook voor dat begeleiders de sociale en emotionele ontwikkeling zien als een apart stukje van de ontwikkeling. Ook dat is een misverstand. Een kind ontwikkelt niet vandaag een stukje verstand, morgen een beetje emoties en overmorgen het omgaan met elkaar. Bij heel eenvoudige handelingen vinden al wisselwerkingen plaats tussen verstandelijke, sociale, emotionele en motorische ontwikkeling. Als een kind een toren wil bouwen van blokken zal het in staat moeten zijn deze blokken vast te pakken en op elkaar te zetten (motorische ontwikkeling), daarbij zal het de goede volgorde in de gaten moeten houden anders valt de toren om (verstandelijke ontwikkeling). Wil een kind een toren bouwen in de peuterspeelzaal dan zal het ook rekening moeten houden met de andere kinderen (sociale en emotionele ontwikkeling). Bovendien is niet bij alle mensen de behoefte, om met anderen om te gaan, even groot. De een heeft genoeg aan enkele goede vrienden en de ander is de gangmaker op ieder feest of de aanvoerder van het voetbalelftal. Dit vinden we heel gewoon behalve als het betrekking heeft op intellectueel hoogbegaafden. Van hen verwachten we dat zij altijd, ook na schooltijd, zin hebben om met andere kinderen te spelen. Begeleiders vergeten dan wel eens dat zij de hele dag al met groepsgenoten zijn samen geweest en hun vrije tijd liever willen doorbrengen met een spannend boek of een ingewikkeld computerprogramma. Hoe kan het anders?Op de eerste plaats zullen begeleiders hun eigen ideeën over hoogbegaafdheid en sociale en emotionele ontwikkeling eens onder de loep moeten nemen. Als ze daarbij tot de ontdekking komen dat ze er niet genoeg over weten, zullen ze op zoek moeten gaan naar meer informatie in plaats van zo maar wat te zeggen of te doen. Verder zullen zij zich eens moeten afvragen hoe zij zelf reageren op de behoeften en het gedrag van deze kinderen. Want deze kinderen zijn, overigens net als alle andere kinderen, voor het leren omgaan met elkaar en voor het leren omgaan met emoties, natuurlijk afhankelijk van omgang met anderen. Ook zijn ze afhankelijk van de reacties van die anderen op hun gedrag en behoeften. Als het kind meer negatieve dan positieve reacties krijgt, is het logisch dat het zich onzeker gaat voelen, niet meer zichzelf durft te zijn, de eigen leergierigheid op een laag pitje zet of deze juist op een heel agressieve manier demonstreert. Heel andere resultaten bereiken begeleiders, als ze hoogbegaafdheid accepteren en dus serieus nemen. Ook is het nodig dat zij van de aspecten van hoogbegaafdheid op de hoogte zijn. Zij moeten weten dat hoogbegaafde kinderen andere behoeften hebben dan hun leeftijdgenoten, niet alleen verstandelijk maar ook sociaal en emotioneel en dat zij zich daardoor anders gedragen. Zij zullen er dan aan gaan werken dat er in het gezin, de klas of groep een veilig, niet vijandig klimaat ontstaat, waarin ook het intellectueel hoogbegaafde kind de ruimte krijgt zichzelf te zijn. Heeft een kind duidelijk meer verstandelijke uitdaging nodig, dan doen begeleiders er goed aan deze aan te reiken, ook als het kind weinig contact heeft met andere kinderen. Zij moeten daarnaast proberen het kind te helpen bij het omgaan met anderen. Dit kan zowel in een groep met leeftijdgenoten als in een groep met oudere kinderen. Zij moeten dit laten afhangen van wat het kind zelf aangeeft. Sommige kinderen willen juist in dezelfde groep blijven, andere zijn echt uitgekeken op de eigen groep of zo vastgelopen dat een nieuwe start in een andere groep, nieuw en beter perspectief geeft. OntwikkelingsgelijkenHet is ook van belang dat begeleiders ervoor zorgen dat hoogbegaafde kinderen met ontwikkelingsgelijken in contact komen. Ze ontdekken dan, dat zij niet zo alleen zijn. Dat er meer kinderen zijn die goed kunnen nadenken en veel weten. Dit zijn voor hoogbegaafde kinderen dikwijls nieuwe ervaringen die zowel voor hun verstandelijke als hun sociaal emotionele ontwikkeling onmisbaar zijn. Het is daarnaast ook voor het ontwikkelen van een reëel zelfbeeld nodig. Zoals u gelezen heeft organiseert Pharos, om die reden, speeldagen en weekenden voor kinderen en jongeren. TenslotteAandacht voor de sociale en emotionele ontwikkeling van intellectueel hoogbegaafde kinderen is zeker van belang. De begeleiding moet dan wel aansluiten bij hun sociale en emotionele ontwikkeling, die in tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, niet achterloopt. Want ook op deze vlakken zijn ze verder in hun ontwikkeling dan hun leeftijdgenoten. Dat betekent dat begeleiding van hun sociale en emotionele ontwikkeling niet gericht hoeft te zijn op het tegengaan van problemen. Maar dat hen naast uitdaging op cognitief gebied ook uitdaging op sociaal en emotioneel gebied geboden moet worden. Zodat ze ook op die gebieden op een niveau gaan functioneren dat bij hen past. Dini van den Heuvel In oktober 2006 geschreven voor de website van de Oudervereniging Pharos
Dini van den Heuvel |