Hoogbegaafdheid: geen gedragsprobleem

Dini van den Heuvel

Afgelopen periode heb ik enkele gesprekken gevoerd met ouders van hoogbegaafde kinderen die op school gedragsproblemen hadden. Enkele ouders waren door de school doorgestuurd naar het RIAGG om te laten bekijken waardoor de gedragsproblemen werden veroorzaakt. Bij het ene kind dachten de leerkrachten aan ADHD bij het andere kind aan autisme, eventueel het syndroom van Asperger.

De kinderen werden getest met de WISC-test en hadden ook gesprekken met de psychiater. Hun IQ scores waren 146 en 152. De psychiaters van de twee verschillende RIAGG’s waar de ouders vanuit hun woonplaats terecht kwamen, constateerden dat het ene kind geen ADHD had en dat bij het andere kind geen sprake was van het syndroom van Asperger. Volgens de psychiaters hadden de gedragsproblemen te maken met het feit dat het huidige onderwijs veel te weinig rekening houdt met de behoeften en mogelijkheden van hoogbegaafde kinderen.

Voor de ouders gaven deze uitspraken wat meer duidelijkheid en toen ik met hen in contact kwam waren zij op zoek naar goede begeleiding voor hun kinderen.

Ik vind de uitslagen van deze twee onderzoeken heel positief. Dit omdat ik de laatste tijd vaak hoor dat er te gemakkelijk naar hoogbegaafdheid wordt gekeken vanuit het idee "wat mankeren deze kinderen" in plaats vanuit het idee "deze kinderen hebben andere behoeften en mogelijkheden"

Vanuit het eerste perspectief wordt gediagnosticeerd en begeleiding in gang gezet die hoofdzakelijk gericht is op het gedrag van het kind dat moet veranderen. Terwijl men als men naar hoogbegaafdheid kijkt vanuit het tweede perspectief ook het functioneren van het onderwijs aan de orde moet stellen. Met name zal er gekeken moeten worden of het huidige onderwijs wel is toegerust om les te kunnen geven aan kinderen die hoogbegaafd zijn. Vervolgens zullen er besluiten genomen moeten worden om de situatie zodanig te veranderen dat het onderwijs echt iets te bieden heeft aan deze kinderen.

Volgens mij zet de laatste manier meer zode aan de dijk om de geconstateerde problematiek, gedragsproblemen van hoogbegaafde kinderen in het onderwijs, effectiever aan te pakken. Te lang heeft men immers gedacht dat hoogbegaafde kinderen er vanzelf wel komen en dat zij geen last kunnen hebben van de manier waarop het onderwijs momenteel in elkaar steekt. Te weinig is bekend of neemt men ervaringen serieus dat zodra hoogbegaafde kinderen (weer) zichzelf mogen zijn op school en hun zelfontwikkelingsdrang de ruimte krijgt, het goed met hen gaat en gedragsproblemen veelal ook verdwijnen.

Daarom zou onderwijs zich beter kunnen richten op het wegnemen van de oorzaken die de ontwikkeling van hoogbegaafde kinderen blokkeren, dan op symptoom bestrijding zoals individuele hoogbegaafde kinderen naar therapie sturen.

Ik was dan ook zeer verheugd toen ik van deze ouders hoorde dat zij terecht waren gekomen bij psychiaters die er niet vanuit gaan dat hoogbegaafde kinderen iets mankeren.