Hoogbegaafd: Als je kind (g)een Einstein is.

Boekbespreking door Dini van den Heuvel

Hoogbegaafd: Als je kind (g)een Einstein is
door Tessa Kieboom
Uitgeverij; Lannoo 2007, 3e druk
ISBN 978 90209 68825


In het voorwoord van het boek geeft de auteur aan dat zij bij het bestuderen van hoogbegaafdheid van de ene verbazing in de andere viel. Het beeld dat het woord hoogbegaafdheid spontaan bij haar opriep, klopte totaal niet met wat zij in de literatuur over het onderwerp tegenkwam. Omdat ze deze trendbreuk niet voor zichzelf wilde houden, besloot ze haar opgedane kennis te delen.
Zij wil met dit boek, waarin ook haar jarenlange praktijkervaring is verwerkt, een begeleidende hand reiken aan hoogbegaafde kinderen en jongeren, maar ook aan hun ouders en leerkrachten. Ook zij hebben steun nodig.

Een foto van hoogbegaafdheid

Om goed te begrijpen wat hoogbegaafdheid precies is wil de auteur in het eerste hoofdstuk een foto van hoogbegaafdheid maken, een mooie, scherpe en gedetailleerde foto. Hoogbegaafdheid is voor haar meer dan toevallig heel intelligent. Bij hoogbegaafdheid draait het allemaal om een samengaan van het cognitieve luik en het zijnsluik, zoals zij het noemt. Tot het cognitieve luik behoren naast een hoge intelligentie, motivatie en creativiteit. En tot het zijnsluik van hoogbegaafde kinderen behoren volgens haar vier bijzondere kenmerken: perfectionisme, rechtvaardigheidsgevoel, hypergevoeligheid en een kritische instelling.

Uitgebreid gaat zij op al deze kenmerken in. Ze maakt duidelijk hoe deze kenmerken er in de praktijk uitzien en hoe deze kenmerken het leven en het gedrag van hoogbegaafden bepalen en welke misverstanden hier zoal over bestaan bij de omgeving. Want om een aanwezig hoogbegaafd potentieel van een kind tot volle bloei te laten komen, is het van groot belang dat begeleiders van hoogbegaafde kinderen heel erg goed op de hoogte zijn van deze bijzondere kenmerken.

Hoogbegaafd op school

In het tweede hoofdstuk 'Hoogbegaafd op school' gaat de auteur in op wat scholen zoal kunnen verwachten en doen als ze te maken krijgen met hoogbegaafde leerlingen. Zij besteedt daarbij zowel aandacht aan de basisschool als aan het voortgezet onderwijs.

Na een beschrijving wat er zoal mis kan gaan, komt uitgebreid aan de orde wat scholen kunnen doen om tegemoet te komen aan de uitzonderlijke leerhonger die deze kinderen hebben. Zij stelt dat differentiatie naar boven net zo vanzelfsprekend zou moeten zijn als differentiatie naar beneden. Een gemiddelde intelligentie wordt uitgedrukt met het getal 100. Met een IQ van meer dan 130 wijk je even veel af van het gemiddelde als met een IQ van 70. En van deze laatste leerlingen weten we dat ze het zonder veel extra differentiatie niet redden in het gewone onderwijs. Waarom dan wel blijven vasthouden aan het idee dat extra differentiatie voor hoogbegaafde kinderen niet nodig is?

Omdat deze differentiatie nog echt niet overal gemeengoed is en leerkrachten tijdens hun opleiding hierover nauwelijks iets aangeboden krijgen, beschrijft zij in dit hoofdstuk hoe dat op school stap voor stap kan veranderen. Daarbij krijgt onder andere differentiatie binnen de klas, kangoeroeklassen (plusklassen), versnellen, onderpresteren en verschillen tussen hoogbegaafde kinderen onderling aandacht.

Hoogbegaafd: gewoon (een beetje) anders

In dit hoofdstuk krijgen ouders nog wat extra handvatten aangereikt. Het gezin moet immers de eerste plaats zijn waar een kind zich gelukkig en geaccepteerd kan voelen. Omdat hoogbegaafde kinderen op het gebied van hun sociaal emotionele ontwikkeling veel onbegrip tegenkomen hebben deze handvatten daar speciaal betrekking op.

Ze ervaren al vaak op jonge leeftijd dat het ideaalbeeld van de wereld dat ze zelf hebben niet klopt, en dat met rechtvaardigheid niet zo 'netjes' wordt omgegaan. Er is dus ook op dit gebied een andere aanpak nodig. Ouders zullen met hun opvoeding van de bekende, gebaande paden af moeten durven wijken en dat kan hen soms erg onzeker maken. Zeker als de omgeving ook nog eens duidelijk commentaar levert op hun manier van opvoeden van hun hoogbegaafd kind.

Enkele suggesties op een rijtje: geef deze kinderen veel informatie en goede antwoorden, onderschat nooit hun verbale kracht, neem hun meningen serieus, laat je niet meeslepen in onnodige conflicten, zorg voor inspraak, uitzondering op regel moet kunnen, laat deze kinderen altijd in hun waarde, goed is goed genoeg, hoe ga je om met straffen en belonen. En tenslotte ondersteun hen bij het op een positieve manier om leren gaan met 'het gevoel anders te zijn'.

Tenslotte

De auteur is er wat mij betreft heel goed in geslaagd een mooie, scherpe en gedetailleerde foto van hoogbegaafdheid te maken. Ook ben ik het met haar eens, dat het voor begeleiders van deze kinderen absoluut noodzakelijk is dat zij heel goed op de hoogte zijn van het beeld van hoogbegaafdheid zoals dat in dit boek beschreven is. Want zonder deze kennis blijft voor hoogbegaafde kinderen het gevaar bestaan dat zij vanuit een verkeerde of onvolledige diagnose begeleid en soms zelfs behandeld worden.

Verder geeft de auteur zoveel bruikbare informatie en handvatten en illustreert zij deze met voorbeelden uit de praktijk, dat ik ook om die reden het boek een aanrader vind. Voor zowel ouders en leerkrachten die voor het eerst met hoogbegaafdheid te maken krijgen, als voor begeleiders die al wat langer met het fenomeen bekend zijn is het boek de moeite waard om te lezen. Bovendien is het boek, door de veelheid aan informatie die erin staat, heel geschikt om op een later moment nog eens uit de boekenkast tevoorschijn te halen.

Dini van den Heuvel
Riel, mei 2008